Dankzij je investeringsbegroting krijg je een duidelijk beeld wat je nodig hebt aan startkapitaal. In je financieringsplan  zet je op een rijtje hoe je dit kapitaal bij elkaar wilt krijgen. Je maakt daarbij onderscheid tussen financiering uit eigen vermogen en financiering met vreemd vermogen.  Als je het namelijk groter aanpakt, zul je de investeringen waarschijnlijk niet met je eigen geld kunnen bekostigen en heb je geld van buitenstaanders nodig.

Eigen vermogen

Je eigen vermogen is kapitaal dat jij in je bedrijf brengt. Dit kan bestaan uit geld, maar ook uit goederen. Bijvoorbeeld een computer die je de zaak in brengt. In theorie heeft de zaak dan een schuld aan de ondernemer.

Vreemd vermogen

Het vreemd vermogen is geld dat anderen aan je lenen om de kosten te finacnieren. Het kan geld zijn van je ouders, familie of kennissen die bereid zijn in jou te inversteren. Maar het kan ook een subsidie zijn of een lening bij de bank

Dit vreemd vermogen wordt doorgaans opgedeeld in kort vreemd vermogen en lang vreemd vermogen. Onder kort vallen leningen die korter dan een jaar beschikbaar zijn, bijvoorbeeld een leverancierskrediet. Onder lang vallen leningen die dus langer dan 1 jaar beschikbaar zijn, bijvoorbeeld een bankkrediet, hypotheek of familielening.

Solvabiliteit

Vervolgens bereken je de verhouding van jouw eigen vermogen ten opzichte van het totaal benodigde vermogen, oftewel de solvabiliteit. Dit geeft een beeld van jouw toekomstige onderneming en in hoeverre je eventuele schulden op de lange termijn kunt aflossen. De solvabiliteit bereken je door je Eigen Vermogen te delen door het Totale Vermogen x 100%.

Een bank kijkt heel nauwkeurig naar dit onderdeel. Ze zeggen doorgaans dat de bank een solvabiliteit eist van 30%. Dus hoe meer eigen vermogen, hoe meer zekerheid voor de bank, hoe meer kans op een financiering. Je kansen zijn natuurlijk ook afhankelijk van je marketingplan, jouw persoon als ondernemer en de al dan niet gunstige economische tijden.